Een belangrijk onderdeel van klimaataanpak is de isolatie en ook een hele bekenden methode die al jaren wordt uitgevoerd. Sinds de lancering van het nieuwe klimaatakkoord was er veel discussie over hoeveel isolatie nou echt voldoende is en ook het voorkomen van spijtinvesteringen kwam vaak aanbod. De isolatie moet namelijk wel goed passen bij het alternatief voor aardgas en andersom. De ‘’isolatiestandaard en streefwaardes’’ moeten wel duidelijk zijn. Het rapport is nu gelanceerd, maar wat leert het ons en wat zijn die isolatiestandaarden en streefwaarden?
De isolatiestandaard
De isolatiestandaard geeft aan wanneer een woning goed geïsoleerd is en hoeveel warmte ervoor nodig is om deze te verwarmen. Aan de warmtebehoefte is met de isolatiestandaard ook een maximum vastgesteld. De standaard gaat uit van verwarmen op lagere temperaturen in de toekomst, niet nogmaals te hoeven isoleren na ingrepen voor 2050, kosteneffectiviteit en uitvoerbaarheid van de maatregelen. Ook is er rekening gehouden met woningen uit verschillende bouwperiodes.
Voor een- en meergezinswoningen in twee tijdvakken voor en na 1945, is er een specifiek standaard voor bedacht. De ‘’compactheid’’ van de woning is het belangrijkst en dit heeft een groot effect op de warmtevraag. Maar wat wordt er bedoeld met de compactheid? De compactheid gaat over een verhouding tussen het vloeroppervlak van het huis en de oppervlak van de buitenschil. Oftewel, een kleine woning met een klein oppervlakte verbruikt meestal minder energie en voldoet dus eerder aan een standaard dan een grotere woning. Daarom wordt met de compactheid rekening gehouden. Hiermee worden ingrijpende aanpassingen aan de afgiftesystemen voorkomen.
Samengevat zorgt de isolatiestandaard dat de woningen die gebouwd zijn voor 1945 verwarmd kunnen worden met een temperatuur van 70 graden. De woningen die gebouwd zijn na 1945 worden verwarmd met een temperatuur van 50 graden. Tijdens het opstellen van deze standaard is er rekening gehouden met de huidige kwaliteit van de woningen. De meeste woningen die gebouwd zijn voor 1945 hebben geen spouw en dit maakt het isoleren dus lastiger en dit ook dus voor het verwarmen. De isolatiestandaard zorgt ervoor dat de meeste woningen in Nederland op zowel lage als warme temperaturen verwarmd kunnen worden.
De streefwaardes
Voor de andere bouwonderdelen van het huis als dak, vloer, ramen en muren zijn er afzonderlijke streefwaardes gemaakt. De streefwaarde per bouwonderdeel moet ervoor zorgen dat je geen spijt krijgt van de isolatie en dat je helemaal klaar voor de toekomst bent. Door deze streefwaardes krijg je een hoger niveau van isolatie dan dat je dit zou krijgen onder de isolatiestandaard. Dit geeft je in de praktijk flexibiliteit. Als je bijvoorbeeld je dak hebt aangepakt, maar dit van een lage isolatiekwaliteit is. Dan kan je bijvoorbeeld je vloer extra aanpakken.
De isolatiebedrijven zullen hier dus aan moeten wennen. Niet alle bedrijven verkopen namelijk diensten voor alle bouwdelen en zij zullen dus veel vragen hierover krijgen. Wat wel gaat helpen is de verwachte koppeling van de subsidiemogelijkheden aan de isolatiestandaard. Consumenten zullen hierdoor dus meer interesse krijgen. Volgens de Kamerbrief hoeven we niet te verwachten dat de streefwaarden verplicht zullen worden. Uiteindelijk gaat het om die isolatiestandaard voor de gehele woning.
De laagst maatschappelijke kosten
Er was ook veel discussie over de maatschappelijke kosten. Deze discussie wordt ook in de Kamerbrief benoemt en is er best duidelijk over. In veel gevallen is het nog niet zeker wat de duurzame bron in de toekomst zal zijn en ook de temperaturen. Het niveau van het isolatiestandaard moet ervoor zorgen dat de woningen geschikt zullen zijn voor de toekomstige opties. Wat het resultaat is? De isolatiestandaard houdt zich vast aan een isolatieniveau en zal niet uit gaan van matige isolatie die wel in verschillende PBL-studies en RESsen als basis die wordt genomen voor aardgasvrije alternatieven. Ook geeft de Kamerbrief duidelijk aan dat aardgasvrij en de isolatiestandaard twee aparte discussies zijn en ook vertelden ze het volgende:
‘’Voor welke delen van de gebouwde omgeving ook op langere termijn hogere temperatuurwarmte beschikbaar zal zijn en blijven, en of de aannames ten aanzien van de kosten van deze duurzame alternatieven zich zullen realiseren is evenwel nog onzeker. Voor de Standaard is mede hierom het uitgangspunt van goede isolatie genomen. Het niveau van matige isolatie is voor warmtealternatieven op lagere temperaturen niet voldoende om de woning warm te krijgen zonder aanpassing van het warmteafgiftesysteem in de woning.’’